VERZORG je uitspraak
Intonatie- expressie
Leerkrachten hebben een belangrijke taak. Ze moeten kleuters, lagereschoolkinderen, jongeren en zelfs volwassenen kunnen boeien. In dat opzicht is het belangrijk dat ze een goede intonatie en voldoende expressie hanteren. Iedereen kent de docent die zijn leerstof aframmelt zonder enige variatie in zijn spreken. Voor studenten is dat vaak een reden om af te haken en de leerkracht af te schilderen als dé leerkracht die alleen maar zijn cursus afleest. Dit kan je voorkomen. Tegelijkertijd moet de leerstof op een aangename manier, niet betuttelende noch autoritaire manier overgebracht worden. Een soort evenwicht tussen monotone drang en overdreven intonatie op een vlotte manier is het best. Combineer dit met een goede lichaamshouding, oogcontact en een levendige mimiek. Spreektechnisch kan je op verschillende manieren intonatie aanbrengen. Je kan variëren door pauzes te plaatsen, accenten te leggen, toonhoogtes te veranderen en luidheidvariaties toe te passen. Wanneer je accenten legt, zorg er dan voor dat je dit niet steeds bij dezelfde woorden doet, bv. telkens op het eerste woord. Denk eraan dat je op het einde van een zin niet stijgt in toonhoogte.
Hieronder volgen enkele voorbeelden:
1.We lezen iets langzamer.
- Hij was daar heel tevreden mee.
- En toen kwam de dader er aan.
- Neem jullie boek op bladzijde 5.
2.Het vetgedrukte woord lezen we iets luider.
- Breng je het morgen mee?
- Ik duld geen tegenspraak.
- Het staat in de verleden tijd.
3.We lassen een pauze in.
- Waarom…heb je het niet gezegd?
- Niemand…stond voor het raam.
- Maar…het kwam in orde.
Pittigheid
Naast een correcte uitspraak is een open articulatie essentiëel bij het lesgeven. Ervaar het verschil tussen volgende mogelijkheden. Zeg volgende zinnen op drie verschillende manieren.
De eerste keer klem je de kaken op elkaar.
De tweede keer overdrijf je in je articulatie waarbij je je kaak volledige opentrekt. Vervolgens lees je de zinnen op een gewone manier.
Voorbeeldzinnen:
- Laat maar gaan.
- Kijk uit!
- Wie woont daar?
- Loop maar door.
Een geklemde articulatie klinkt geknepen. Niet alle klanken komen goed tot hun recht. Een overdreven articulatie zorgt voor overdreven spanning. Zorg ervoor dat je tijdens het lesgeven let op volgende kenmerken:
• een open articulatie
• tussen spanning en ontspanning
• vooraan in de mond
Volgende oefeningen kunnen je helpen om meer pit te krijgen in je articulatie.
1. Zeg krachtig:
papapapapa tatatatata kakakakaka
pepepepepe tetetetete kekekekeke
pipipipipipi tititititititi kikikikikikiki
popopopopo tototototo kokokokoko
2. Breng de tongpunt tegen de bovenste alveolen bij het articuleren van de volgende klanken: t d l n.
Zorg voor een open kaakhouding:
taa ta daa da naa na laa la
tee te dee de nee ne lee le
tie ti die di nie ni lie li
too to doo do noo no loo lo
tuu tu duu du nuu nu luu lu
3. Zeg heel ritmisch en krachtig:
noe noe noenoe noe
noe noe noenoenoe noe
noe noe noenoenoeneo noe
Doe hetzelfde met andere klinkers en medeklinkers
4. Hou de kaak licht geopend en hou ze stil. Je moet voortdurend de onderkant van de tong zien.
T d l n 4X
t D l n 4X
t d L n 4X
t d l N 4X
lanalaa lanalaa lanalaa lanala lanala lanala
lanalee lanalee lanalee lanale lanale lanale
lanalie lanalie lanalie lanali lanali lanali
lanaloo lanaloo lanaloo lanalo lanalo lanalo
lanaluu lanaluu lanaluu lanalu lanalu lanalu
tadanaa tadanaa tadanaa
enz.
latanaa latanaa latanaa patakaa patakaa patakaa
kanataa kanataa kanataa palala lee palala lie palala loo palala luu
tadana kee tadana kie tadana koo tadana kuu
pamata kee pamata kie pamata koo pamata kuu
5. Articuleer pittig en snel:
tippetappe tippetappe tiptaptop
tippetip tippetip tippetiptiptip
tappetap tappetap tappetaptaptap
toppetop toppetop toppetoptoptop
tippetippetiptip
tappetappetaptap
toppetoppetoptop tip tap top
tippetiptiptip tappetaptaptap toppetoptoptop
ikkepakkepokke pikkepakkepokke pikkepakkepokke pik pak pok
kipperde kopperde kap kap
pamperdepimperdepomperdepamp
piederie piedera piederoesasa
tanatanta tenetente tinitinti tonotonto
pampampa pemepempe pimipimpi pomopompo
tammeramtamtam temmeremtemtem tommeromtomtom tummerumtumtum danneranne randan dennerenne renden donneronne rondon enz... bomberombomberombomberombombom
van rikkerderikkerdetikkerdetik, van rikkerderikkerderikkerdetik.
6. Stafrijmen:
Dikke dirk deed de dunne duvel dansen
door dik en dun;
door distels en dorens
deed dikke Dirk de dunnen duvel dansen
Maalder maal mijn meel.
Mijn moeder moet morgen melk en meel mengen,
met melk mengt mijn moeder morgen meel.
Spreektempo
Spreektempo gaat over de snelheid waarmee je praat. Je kan variatie in het spreken steken door je spreektempo te verhogen of te vertragen. Sommige mensen hebben problemen met het spreektempo. Meestal is dat het gevolg van een slechte ademhaling. Als je te snel spreekt of te traag, denk dan aan het volgende:
• Snel spreken is vaak het gevolg van te weinig adempauzes in te lassen. Om je spreektempo te verlagen, adem je rustig in voor je begint. Denk eraan om tussen twee items in te ademen. Probeer voor het lesgeven 5 keer diep in en uit te ademen. Neem een diepe inademing voor je start en adem de eerste woorden die je zegt langzaam uit.
• Te traag spreken kan het gevolg zijn van onvoldoende ademvolume of een slappe houding. Denk aan je houding en probeer je ademhaling onder controle te houden. Door dieper te ademen en een goede houding krijgt je spreektempo een duwtje in de rug en zal je een meer energieke stemkleur krijgen.