MEDEKLINKERS

/t/, /d/, /l/ en /n/

Bij volgende klanken is het belangrijk dat je je tong correct plaatst. Je tongpunt plaats je net achter je voorste snijtanden.

Probeer volgende woorden correct na te zeggen:

tot dik tam nooit
teen daar lik nat
tam dier last nies
tel drie lied neer
vet bed kil pan
zat hond staal kroon
uitvoer ronddragen ballen onmiddellijk
ontdoen dadelijk tellen bananen
een toffe tante donkere donderwolken
tellen tot tien dinsdag en donderdag
leren lopen namen noemen
lange lussen nog negen nachten

Tot tien uur tierde de tegenstander.

Door de dikke mist dwaalde de dierenarts rond.

Langs de lange Lindelaan liep Lieselot.

Neem Nathalie mee naar Nieuwpoort.

/s/ en /z/

Bij de volgende klanken is het belangrijk dat je je tong correct plaatst. Je tong mag niet tussen of tegen je tanden.

Probeer volgende woorden correct na te zeggen:

sok sap stoel zat ziek
staar stok speel zeep zoom
slak snor vaas zuur zijn
tas was haas roos blos
klasdeur glasbak zestien bewijsstuk
lesgever huistaak rugzak sporttas
een strenge straf zes zwanen
gissen en missen een zagende zus

Sofie smult van de suikerspin.

In september start de les.

Ze zit te zonnen aan de zee.

Zak niet zo diep.

/r/

Probeer volgende woorden correct na te zeggen: tongpunt -r (= rollende -r) - huig -R

raap rot rul ruim
rijd red reep rijp
rook rat kar puur
loer schaar vloer buren
geuren barium Kerst zware
burger verward weerwolf trilhaar
prentbriefkaart pretbederver krabbelaar criterium
het ruisende riet in rep en roer
recht en krom een bruine beer

Hij ruikt aan de rode roos.

Welk kleur had de schaar?

Ik hoor jou niet van hier.

De rijst rook naar look.

/h/

Hoe vorm je een correcte /h/?

De onderkaak is sterk gedaald maar zonder spanning in de keel. De tong houd je zo vlak mogelijk zodat het contact met het gehemelte vermeden wordt. Je start met een langzame uitademing door de mond (denk aan zuchten) en herneem dit maar verkort de uitademing. (De /h/ wordt enkel stemhebbend tussen stemhebbende klanken).

Probeer volgende woorden correct na te zeggen:

hang hef honing
huis heks heel
herder ham holte
houw hap handtas
haai houder hoofdpijn
heuvelachtig hemelhoog hebberig
hagel havenhoofd heethoofd
honger hebben een huis te huur
handen haken hout hakken

Hij hoort een hond blaffen.

De haan houdt de hen in bedwang.

Henk wil naar de haven.

Wil je me een handje helpen?

/g/

Probeer volgende woorden correct na te zeggen:

geit gaap grond
gooi gier groot
gloed goed groen
gek geeuw genoeg
grijns goud gilde
grofgebouwd grondgebied gevecht
gelijkvormig geneeskundig gewetensvraag
een grote glimlach geheime gangen
gauw genezen een gebroken gebit

Hij had gebrek aan geld.

Grijs is beter dan geel.

Er zitten grote gaten in.

Hij hield zich verborgen in een griezelige grot.

EINDKLANKEN

Sommige mensen slikken hun eindklanken in. Let er op dat je tijdens het spreken je woorden niet afhakt waardoor je een regiolectische articulatie hanteert. De eind-n wordt slechts weggelaten wanneer een doffe –e voorafgaat. Bv. kerke(n). Wanneer het woord dat erop volgt met een klinker begint, spreken we die eind –n toch uit. Bv. We verlaten een open plek. Ook bij het vervoegen van werkwoorden waarvan de stam eindigt op –en, spreken we de –n uit bij de eerste persoon enkelvoud. Je kan opteren om de eind –n niet te laten vallen omdat dit onnatuurlijk kan overkomen.